Christophe Vekeman: “Ode aan ZuiderZinnen”

Dat Zuiderzinnen een zegen is voor Vlaanderen mag uiteraard als een zekerheid aangeduid worden. Het spreekt eenvoudigweg voor zich, al ben ik ten behoeve van de laatste twijfelaars en aanverwante weerbarstige lui – die zijn er immers eeuwig en altijd – ook weer niet te beroerd om hier een handvol argumenten op te lijsten teneinde mijn stelling te staven.

Vindt Zuiderzinnen plaats, dan schijnt per definitie de zon.

Tijdens Zuiderzinnen wemelt het in Antwerpen elk jaar opnieuw van het soort van mensen dat zó uitzonderlijk mooi en aantrekkelijk is dat je er normaal gesproken slechts om de twee, drie weken eens een exemplaar van tegenkomt, als je geluk hebt.

Zuiderzinnen stamt uit de tijd dat de vraag of literatuur al dan niet ‘op een podium thuishoort’ door sommigen nog immer in ernst gesteld werd, en het is het enige Vlaamse festival van naam en faam uit diezelfde tijd dat vandaag nog steeds wordt georganiseerd, tot meerder eer en glorie van de genoemde literatuur.

Zuiderzinnen bewijst op hoogst unieke wijze dat het ook met veel volk heel gezellig kan zijn in het leven.

Toch, ten slotte, is het vooral in mijn hoedanigheid van schrijver dat ik houd van Zuiderzinnen. Dat ligt aan het publiek, weet je wel, dat er op de een of andere manier in slaagt om nooit teleur te stellen. Al mijn collega’s, denk ik, zullen dat beamen: Zuiderzinnen?

Deelnemen is winnen.

Volgende
Volgende

Chris Van Camp: “Ieder zijn publiek”